bekakt
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
- Participe passé de bekakken « chier sur ».
Adjectif modifier
bekakt \Prononciation ?\
- Affecté, prétentieux.
- Wat een bekakte vent
- Quel prétentieux !
- Een bekakt mens <vrouw>
- Une pécore.
- Wat een bekakte vent
Dérivés modifier
Adverbe modifier
bekakt \Prononciation ?\
- Prétentieusement.
- Bekakt praten.
- Parler sur un ton affecté.
- Bekakt praten.
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 96,5 % des Flamands,
- 99,7 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- (Région à préciser) : écouter « bekakt [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]