Afrikaans modifier

Étymologie modifier

Du néerlandais groen (« vert »)

Adjectif modifier

groen \Prononciation ?\

  1. Vert.

Prononciation modifier

Flamand oriental modifier

Étymologie modifier

Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.

Nom commun modifier

groen \Prononciation ?\

  1. Vert.

Variantes modifier

Adjectif modifier

groen \Prononciation ?\

  1. Vert.

Variantes modifier

Références modifier

Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Du vieux néerlandais *gruoni, issu du proto-germanique *grōniz.

Adjectif modifier

Forme Positif Comparatif Superlatif
Forme indéclinée groen groener groenst
Forme déclinée groene groenere groenste  
Forme partitive groens groeners

groen \ɣɾun\

  1. Vert.
    • de groene partij
      le parti des verts
    • hij werd groen en geel van nijd
      la jalousie le fit passer par toutes les couleurs
    • zich groen en geel ergeren
      enrager
    • het wordt hem groen en geel voor de ogen
      la tête lui tourne
    • de bomen worden groen
      les arbres verdissent
    • groene vingers hebben
      avoir les doigts verts, la main verte
    • de hitparade van de groene steden
      le palmarès des villes vertes

Dérivés modifier

Nom commun 1 modifier

 
Verschillende tinten groen.

groen neutre

  1. Vert.
    • verschillende tinten groen
      différentes nuances de vert
    • het signaal sprong op groen
      le feu passa au vert

Nom commun 2 modifier

Nombre Singulier Pluriel
Nom groen groenen
Diminutif groentje groentjes

groen masculin

  1. (Débutant) Bleu.

Notes modifier

  • Au singulier, on dira plutôt groentje ; au pluriel, groenen.

Taux de reconnaissance modifier

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 100,0 % des Flamands,
  • 99,7 % des Néerlandais.

Prononciation modifier

  • Pays-Bas : écouter « groen [ɣɾun] »
  • Pays-Bas (partie continentale) (Wijchen) : écouter « groen [Prononciation ?] »

Références modifier

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]