verwerken
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
- Dérivé par préfixation de werken « travailler ».
Verbe modifier
verwerken \Prononciation ?\ transitif
- Mettre en œuvre, traiter, transformer, façonner.
- Deze fabriek verwerkt aardolie.
- Cette usine traite le pétrole.
- Verwerkte producten.
- Produits de transformation, produits manufacturés, produits élaborés.
- Melk verwerken tot boter.
- Transformer du lait en beurre.
- De machine kan 20 000 liter per uur verwerken.
- La machine peut traiter 20 000 litres à l’heure.
- In de boeken verwerken.
- Comptabiliser.
- Deze fabriek verwerkt aardolie.
- (Psychologie) Digérer.
- Die brief was voor hem moeilijk te verwerken.
- Il lui a été difficile de digérer cette lettre.
- Hij kon haar dood moeilijk verwerken.
- Il avait du mal à accepter sa mort.
- Die brief was voor hem moeilijk te verwerken.
Synonymes modifier
- mettre en œuvre
- digérer
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 98,8 % des Flamands,
- 100,0 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- (Région à préciser) : écouter « verwerken [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]