bekrachtigen
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
- De kracht.
Verbe modifier
Présent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | bekrachtig | bekrachtigde |
jij | bekrachtigt | |
hij, zij, het | bekrachtigt | |
wij | bekrachtigen | bekrachtigden |
jullie | bekrachtigen | |
zij | bekrachtigen | |
u | bekrachtigt | bekrachtigde |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
hebben | bekrachtigend | bekrachtigd |
bekrachtigen \Prononciation ?\ transitif
- Confirmer, ratifier, entériner (le jugement, en cas d’opposition).
- (Technologie) Exciter, mettre sous tension, activer, solliciter.
Synonymes modifier
confirmer
activer, mettre sous tension électrique
Vocabulaire apparenté par le sens modifier
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 98,8 % des Flamands,
- 100,0 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- Pays-Bas : écouter « bekrachtigen [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]