binnen
Allemand modifier
Étymologie modifier
- Du moyen bas-allemand binnen, dérivé de bi innen, « à l’intérieur de » (innerhalb). L’adverbe au sens spatial, « intérieur, interne », a disparu mais se retrouve dans des composés tels que Binnenhandel, « commerce intérieur », Binnenmarkt, « marché intérieur », etc.
Préposition modifier
binnen \ˈbɪnən\
- Dans un délai de, en l’espace de, dans le, la, les.
- Avec le datif Binnen vierzehn Tagen, binnen einer Minute, binnen kurzem - Dans les 15 jours, en l’espace d’une minute, sous peu
- ((Soutenu)) avec le génitif Binnen dreier Tage, binnen zweier Sekunden - Dans les 3 jours, en l’espace de 2 secondes
Noch 2018 soll Giuliani nach Angaben der Anwältin seiner früheren Frau binnen weniger Monate mehr als 900 000 Dollar ausgegeben haben, darunter 12 012 Dollar für Zigarren und 447 938 Dollar "für sein eigenes Vergnügen".
— (Peter Burghardt, « Vom geachteten Bürgermeister zum Strippenzieher Trumps », dans Süddeutsche Zeitung, 19 décembre 2023 [texte intégral])- En 2018 encore, selon l’avocate de son ancienne épouse, Giuliani aurait dépensé plus de 900 000 dollars en l’espace de quelques mois, dont 12 012 dollars pour des cigares et 447 938 dollars "pour son propre plaisir".
Prononciation modifier
- Berlin : écouter « binnen [ˈbɪnən] »
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
- De "be" (« être ») + in (« dans ») + en (« suffixe pour indiquer le génitif »).
Préposition modifier
binnen \ˈbɪ.nəⁿ\
- À l’intérieur de, dans.
- Avant, sous, en moins de, dans un délai de, dans les.
- de rekening moet binnen drie dagen betaald worden
- la facture doit être payée dans les trois jours
- binnen een uur ben ik bij je
- d’ici une heure je serai chez toi
- binnen 14 dagen
- sous quinzaine
- binnen twee dagen
- dans les deux jours
- de rekening moet binnen drie dagen betaald worden
Dérivés modifier
- binnen-BBQ
- binnenantenne
- binnenbaan
- binnenbad
- binnenband
- binnenbarbecue
- binnenblijven
- binnenbocht
- binnenbrand
- binnenbreken
- binnenbrengen
- binnendijk
- binnendijks
- binnendoor
- binnendraad
- binnendringen
- binnendruppelen
- binnengaan
- binnengrens
- binnenhalen
- binnenhof, Binnenhof
- binnenhoofd
- binnenhouden
- binnenhuis
- binnenin
- binnenkant
- binnenkomen
- binnenkomertje
- binnenkort
- binnenkrijgen
- binnenland
- binnenlaten
- binnenlopen
- binnenmarkt
- binnenoor
- binnenplaats
- binnenpret
- binnenpretje
- binnenrijden
- binnenroepen
- binnenschieten
- binnenschip
- binnenschipper
- binnenschroefdraad
- binnenschuiven
- binnenshuis
- binnenskamers
- binnenslands
- binnenslepen
- binnensmokkelen
- binnensmonds
- binnenspiegel
- binnenstaat
- binnenstad
- binnenstappen
- binnenstijds
- binnenstormen
- binnenstromen
- binnenstuiven
- binnentreden
- binnentrekken
- binnenuit
- binnenvaart
- binnenvallen
- binnenvaren
- binnenvetter
- binnenvisser
- binnenvliegen
- binnenvoeren
- binnenwater
- binnenweg
- binnenwerk
- binnenwiel
- binnenzak
- binnenzee
- binnenzijde
- binnenzoom
- daarbinnen
- erbinnen
- hierbinnen
- linksbinnen
- rechtsbinnen
- vanbinnen
- waarbinnen
Adverbe modifier
binnen \ˈbɪ.nəⁿ\
- Dedans, à l’intérieur.
- binnen!
- entrez !
- binnen!
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 100,0 % des Flamands,
- 100,0 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- \ˈbɪ.nəⁿ\
- Pays-Bas : écouter « binnen ['bɪ.nəⁿ] »
- (Région à préciser) : écouter « binnen ['bɪ.nəⁿ] »
- Pays-Bas (partie continentale) (Wijchen) : écouter « binnen [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]