Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Du français éliminer.

Verbe modifier

elimineren transitif

Présent Prétérit
ik elimineer elimineerde
jij elimineert
hij, zij, het elimineert
wij elimineren elimineerden
jullie elimineren
zij elimineren
u elimineert elimineerde
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben eliminerend geëlimineerd
  1. Supprimer, ôter.
  2. Se débarrasser d’un adversaire (en sport, par exemple)

Synonymes modifier

Taux de reconnaissance modifier

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 95,4 % des Flamands,
  • 98,2 % des Néerlandais.

Prononciation modifier

Références modifier

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]