intrekken
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
Verbe modifier
intrekken \Prononciation ?\ transitif ou intransitif
- Retirer, révoquer.
- een belofte intrekken
- revenir sur une promesse
- een bevel intrekken
- annuler un ordre
- de loopplank intrekken
- retirer la planche
- een rijbewijs intrekken
- retirer un permis de conduire
- een wet intrekken
- abroger une loi
- een maatregel intrekken
- rapporter une mesure
- een belofte intrekken
- Rentrer.
- zijn buik intrekken
- rentrer le ventre
- zijn buik intrekken
- Emménager.
- bij iemand intrekken
- aller vivre chez, avec quelqu’un
- bij iemand intrekken
Synonymes modifier
- retirer
- rentrer
- emménager
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,6 % des Flamands,
- 99,0 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
→ Prononciation manquante. (Ajouter)
- (Région à préciser) : écouter « intrekken [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]