klaar
: -klaar
Afrikaans modifier
Étymologie modifier
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Adjectif modifier
klaar \Prononciation ?\
- Prêt.
Adverbe modifier
klaar \Prononciation ?\
- Déjà.
Synonymes modifier
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
- Du latin clarus (« clair »)
Adjectif modifier
klaar \kla:ɾ\
- Clair, lumineux.
- Pur.
- Prêt.
- bijna klaar zijn met
- achever de
- ik ben zo klaar
- je n’en ai que pour un moment
- altijd met een antwoord klaar staan
- avoir réponse à tout
- hij staat altijd voor iedereen klaar
- il est prêt à aider tout le monde
- (Sport) klaar? af!
- prêt ? partez !
- bijna klaar zijn met
- Terminé, fini, achevé.
- (iets) klaar hebben
- avoir fini (quelque chose)
- (iets) klaar hebben
Synonymes modifier
- clair
- pur
- prêt
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,6 % des Flamands,
- 99,0 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- Pays-Bas : écouter « klaar [klaːɾ] »
- Pays-Bas (partie continentale) (Wijchen) : écouter « klaar [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]