overeenstemmen

Néerlandais

Étymologie

Dérivé par préfixation de stemmen.

Verbe

overeenstemmen \Prononciation ?\ intransitif

1. Être conforme, correspondre, s’accorder, s’harmoniser.
2. (Grammaire) S’accorder, accorder.
   • het werkwoord laten overeenstemmen met het grammaticale onderwerp

     faire s’accorder le verbe avec le sujet grammatical

3. Être d’accord, se mettre d’accord, s’accorder.

Synonymes

être conforme

• kloppen
• rijmen
• samengaan
• stroken
• bijeenpassen

accorder

• zich richten naar

être d’accord

• het eens zijn
• het eens worden
• accorderen
• tot een overeenkomst komen

Prononciation

• (Région à préciser) : écouter « overeenstemmen [Prononciation ?] »