puinhoop
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
Nom commun modifier
puinhoop \Prononciation ?\ masculin
- Décombres.
- (Sens figuré) Gâchis.
- hij maakte een puinhoop van dat werkstuk
- il a complètement gâché ce travail
- wat een puinhoop!
- quel gâchis !
- hij maakte een puinhoop van dat werkstuk
Synonymes modifier
- décombres
- gâchis
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,5 % des Flamands,
- 99,3 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
→ Prononciation manquante. (Ajouter)
- (Région à préciser) : écouter « puinhoop [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]