verval
: Verval
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
- Déverbal de vervallen « se délabrer ».
Nom commun modifier
verval \Prononciation ?\ neutre (Indénombrable)
- Ruine, délabrement, déchéance.
- Het oude landhuis is in verval geraakt.
- Le vieux manoir est tombé en ruine.
- Het oude landhuis is in verval geraakt.
- Péremption, caducité.
- Het verval van een recht.
- L’extinction d'un droit.
- Het verval van een recht.
- Pente, dénivellation.
- Tegen het verval in.
- À contre-courant, en remontant la pente.
- Tegen het verval in.
Synonymes modifier
- ruine
- péremption
- pente
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 98,7 % des Flamands,
- 99,4 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- (Région à préciser) : écouter « verval [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]