wegnemen
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
Verbe modifier
Présent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | neem weg | nam weg |
jij | neemt weg | |
hij, zij, het | neemt weg | |
wij | nemen weg | namen weg |
jullie | nemen weg | |
zij | nemen weg | |
u | neemt weg | nam weg |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
hebben | nemen wegd | weggenomen |
wegnemen \Prononciation ?\transitif
- Dissiper, ôter, enlever.
- iemands twijfel wegnemen
- dissiper les doutes de quelqu’un.
- hoe kan de werkloosheid geleidelijk worden weggenomen?
- comment résorber le chômage ?
- iemands twijfel wegnemen
- Voler quelque chose à quelqu’un, subtiliser.
- (Médecine) Enlever.
- het wegnemen van een orgaan
- l’ablation d’un organe
- het wegnemen van een orgaan
Synonymes modifier
- dissiper, ôter
- voler
- enlever un organe
Quasi-synonymes modifier
- dissiper, ôter
- enlever un organe
Antonymes modifier
- ôter
Vocabulaire apparenté par le sens modifier
- enlever un organe
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,6 % des Flamands,
- 98,2 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- (Région à préciser) : écouter « wegnemen [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]