aanhangsel

Néerlandais

Étymologie

Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.

Nom commun

Pluriel
aanhangsels

aanhangsel neutre

1. Appendice, annexe.
   • een aanhangsel bij een testament : un codicille.
   • het wormvormig aanhangsel van de blindedarm : l’appendice vermiculaire.
2. (Assurance) Avenant.
   • aanhangsel van polis : avenant de police.

Synonymes

• appendix
• bijkomstigheid
• bijlage
• bijwerk
• bijzaak
• supplement
• toeslag
• toevoeging
• wormvormig aanhangsel

Taux de reconnaissance

En 2013, ce mot était reconnu par :

• 98,7 % des Flamands,
• 99,2 % des Néerlandais.

Prononciation

• Pays-Bas : écouter « aanhangsel [Prononciation ?] »