aanmerking
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
Nom commun modifier
| Pluriel |
|---|
| aanmerkingen |
aanmerking \Prononciation ?\ féminin
- Remarque, observation.
- Hij heeft op alles aanmerkingen te maken.
- Il trouve à redire à tout.
- In aanmerking komen.
- Entrer en ligne de compte.
- In aanmerking nemen.
- Prendre en considération, prendre en compte.
- In aanmerking genomen.
- Compte tenu de, eu égard à.
- Hij heeft op alles aanmerkingen te maken.
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 96,0 % des Flamands,
- 99,3 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- (Région à préciser) : écouter « aanmerking [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]