aanslag

Afrikaans

Étymologie

Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.

Nom commun

aanslag

1. Attentat.

Synonymes

• aanranding
• belastingaanslag

Néerlandais

Étymologie

Dérivé par préfixation de slag « coup ».

Nom commun

Nombre	Singulier	Pluriel
Nom	aanslag	aanslagen
Diminutif	aanslagje	aanslagjes

aanslag \Prononciation ?\ masculin

1. Attentat, atteinte.
   • Een aanslag op het leven, op de eerbaarheid, op de vrijheid.

     Un attentat à la vie, à la pudeur, à la liberté.

   • Een baby is zowel een aanslag op je nachtrust als op je portemonnee.

     Un bébé est une atteinte aussi bien à votre sommeil qu’à votre porte-monnaie.

2. (Musique) Toucher.
3. (Dactylographie) Frappe.
4. (Administration) Feuille d’impôts.
5. (Vapeur) Buée.
6. (Dépôt) Incrustation, tartre.
   • Er zit een vettige aanslag op het fornuis.

     La cuisinière est recouverte d’une couche de graisse.

7. (Technique) Butée.

Synonymes

attentat

• aanval
• attentaat
• aanranding

toucher

• betasten
• aanvoelen

frappe

• typen

feuille d’impôts

• aanslagbiljet
• belastingaanslag

buée

• condens
• wazem
• waterdamp

incrustation

• ketelsteen
• kalkafzetting

butée

• aanslagpen

Dérivés

• aanslagbeitel
• aanslagbiljet
• aanslaggevoeligheid
• aanslaggrens
• aanslagkom
• aanslaglijst
• aanslagraam
• aanslagrooster
• aanslagsteen
• aanslagstoel
• aanslagvoet
• belastingaanslag
• bomaanslag
• kalkaanslag
• moordaanslag
• tandaanslag
• terreuraanslag
• toetsaanslag
• zelfmoordaanslag

Taux de reconnaissance

En 2013, ce mot était reconnu par :

• 98,3 % des Flamands,
• 98,8 % des Néerlandais.

Prononciation

(Région à préciser) : écouter « aanslag [Prononciation ?] »