Néerlandais modifier

Étymologie modifier

 Composé de achterste et de voren

Adverbe modifier

achterstevoren \ˈɑxtərstəˌvorə(n)\

  1. À l’envers.
    • je hebt je broek achterstevoren aan
      tu a mis ta culotte à l’envers
    • achterstevoren op een stoel gaan zitten
      s’asseoir à califourchon sur une chaise

Taux de reconnaissance modifier

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 98,8 % des Flamands,
  • 98,9 % des Néerlandais.

Prononciation modifier

Références modifier

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]