achtervolgen
Étymologie
modifier- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Verbe
modifierPrésent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | achtervolg | achtervolgde |
jij | achtervolgt | |
hij, zij, het | achtervolgt | |
wij | achtervolgen | achtervolgden |
jullie | achtervolgen | |
zij | achtervolgen | |
u | achtervolgt | achtervolgde |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
hebben | achtervolgend | achtervolgd |
achtervolgen \Prononciation ?\ transitif
- Poursuivre.
- de politie achtervolgde de dief.
- la police poursuivit le voleur.
- de politie achtervolgde de dief.
- (Sens figuré) Obséder.
- dat liedje achtervolgt mij.
- cette chanson m’obsède.
- dat liedje achtervolgt mij.
Synonymes
modifierpoursuivre
obséder
Taux de reconnaissance
modifier- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 100,0 % des Flamands,
- 99,1 % des Néerlandais.
Prononciation
modifier- Pays-Bas : écouter « achtervolgen [Prononciation ?] »
Références
modifier- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]