afgrijzen
Étymologie
modifier- Attesté depuis 1440 en tant qu'un verbe impersonnel: mi griset af, "j'en ai horreur" [1]
Nom commun
modifierafgrijzen neutre
Synonymes
modifierTaux de reconnaissance
modifier- En 2013, ce mot était reconnu par[2] :
- 90,6 % des Flamands,
- 94,0 % des Néerlandais.
Prononciation
modifier- Pays-Bas : écouter « afgrijzen [Prononciation ?] »
Références
modifier- ↑ etymologiebank (nl)
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]