aftekenen
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Verbe modifier
Présent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | teken af | tekende af |
jij | tekent af | |
hij, zij, het | tekent af | |
wij | tekenen af | tekenden af |
jullie | tekenen af | |
zij | tekenen af | |
u | tekent af | tekende af |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
hebben | aftekenend | afgetekend |
aftekenen \Prononciation ?\ transitif
- Dessiner, tracer.
- Circonscrire.
- Se dessiner, se profiler.
- Langzamerhand tekent zich het beeld af.
- L’affaire commence à se préciser, on commence à y voir clair, ça commence à prendre tournure.
- Er tekent zich nog steeds geen oplossing af.
- Aucune solution n’est encore en vue.
- Langzamerhand tekent zich het beeld af.
Synonymes modifier
Antonymes modifier
dessiner
Vocabulaire apparenté par le sens modifier
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 97,2 % des Flamands,
- 99,0 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- Pays-Bas : écouter « aftekenen [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]