Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Composé de la particule inséparable “be” et du verbe “antwoorden”.

Verbe modifier

Présent Prétérit
ik beantwoord beantwoordde
jij beantwoordt
hij, zij, het beantwoordt
wij beantwoorden beantwoordden
jullie beantwoorden
zij beantwoorden
u beantwoordt beantwoordde
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben beantwoordend beantwoord

beantwoorden \Prononciation ?\ intransitif ou transitif

  1. (Intransitif) Correspondre à, répondre à, être conforme à.
    • Aan een beschrijving beantwoorden.
      Correspondre à une description.
    • Aan een verwachting beantwoorden.
      Répondre à une attente.
  2. (Transitif) répondre à.
    • Een brief beantwoorden.
      Répondre à une lettre.
    • Het beantwoorden.
      La réponse.
  3. Revaloir.
    • Kwaad met kwaad beantwoorden.
      Rendre le mal pour le mal.

Synonymes modifier

correspondre à, répondre à

répondre à

revaloir

Taux de reconnaissance modifier

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,1 % des Flamands,
  • 99,7 % des Néerlandais.

Prononciation modifier

Références modifier

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]