Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Dérivé par préfixation de dragen.

Verbe modifier

Présent Prétérit
ik bedraag bedroeg
jij bedraagt
hij, zij, het bedraagt
wij bedragen bedroegen
jullie bedragen
zij bedragen
u bedraagt bedroeg
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben bedragend bedragen

bedragen \Prononciation ?\ intransitif - (inergatif)

  1. S’élever à, se chiffrer à.
    • De prijs bedraagt 200 euro.
      Le prix est de 200 euros.
    • De verhuiskosten bedragen duizend euro.
      Lles frais de déménagement s’élèvent à mille euros.
    • De hoogte bedraagt 200 meter.
      La hauteur est de 200 mètres.
    • De kosten voor onderzoek bedragen 30 % van de kostprijs.
      Les frais de recherche entrent pour 30 % dans le coût de revient.

Notes modifier

Synonymes modifier

Dérivés modifier

Forme de nom commun modifier

bedragen \Prononciation ?\

  1. Pluriel de bedrag.

Taux de reconnaissance modifier

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 100,0 % des Flamands,
  • 100,0 % des Néerlandais.

Prononciation modifier

Références modifier

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]