betekenen
NéerlandaisModifier
ÉtymologieModifier
- Dérivé par préfixation de tekenen.
Verbe Modifier
betekenen \Prononciation ?\ transitif
| Présent | Prétérit | |
|---|---|---|
| ik | beteken | betekende |
| jij | betekent | |
| hij, zij, het | betekent | |
| wij | betekenen | betekenden |
| jullie | betekenen | |
| zij | betekenen | |
| u | betekent | betekende |
| Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
| hebben | betekenend | betekend |
- Signifier.
- Wat heeft dit te betekenen?
- qu’est-ce que cela signifie ?
- Rood licht betekent stoppen.
- Le feu rouge signifie qu’il faut s’arrêter.
- Hij weet niet wat ziek zijn betekent.
- Il ne sait pas ce que c’est d’être malade.
- De laatste innovaties betekenen wederom een belangrijke stap voorwaarts.
- Les dernières innovations représentent à nouveau un pas important.
- Wat kan ik nog voor u betekenen?
- Puis-je encore vous être utile ? Puis-je vous être bon encore à quelque chose ?
- Wat heeft dit te betekenen?
SynonymesModifier
DérivésModifier
Taux de reconnaissanceModifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,1 % des Flamands,
- 99,7 % des Néerlandais.
PrononciationModifier
- Pays-Bas : écouter « betekenen [Prononciation ?] »
RéférencesModifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]