bevestigen
Étymologie
modifierVerbe
modifierPrésent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | bevestig | bevestigde |
jij | bevestigt | |
hij, zij, het | bevestigt | |
wij | bevestigen | bevestigden |
jullie | bevestigen | |
zij | bevestigen | |
u | bevestigt | bevestigde |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
hebben | bevestigend | bevestigd |
bevestigen \Prononciation ?\ transitif
- Fixer, attacher.
ik moet een lamp aan het stuur van mijn fiets bevestigen
- il me faut fixer une lampe au guidon de mon vélo
- Confirmer, certifier, renforcer, corroborer.
Een belangrijke stap voorwaarts was de ontdekking van primaire kleuren; de wetenschap bevestigde wat schilders altijd al hebben geweten: dat iedere kleur kan gemaakt worden door menging van rood, blauw en geel.
— (Kleur, traduit de l'anglais par J. Walraven, Zomze & Keuning - Ede, 1981, page 48. → lire en ligne)mijn mening wordt hierdoor bevestigd
- ceci confirme mon opinion
op mijn vraag bevestigde hij dat hij er geweest was
- il répondit en confirmant qu’il y était allé
- Ratifier, entériner.
een vonnis bevestigen
- confirmer un jugement
dit feit moet onder eed bevestigd worden
- ce fait sera attesté sous serment
overeenkomsten bevestigen
- entériner des accords
- (Informatique) Valider.
Synonymes
modifierfixer
confirmer
ratifier
valider
Dérivés
modifierTaux de reconnaissance
modifier- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,1 % des Flamands,
- 99,4 % des Néerlandais.
Prononciation
modifier- Pays-Bas : écouter « bevestigen [Prononciation ?] »
Références
modifier- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]