Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.

Verbe modifier

bevrachten \Prononciation ?\ transitif

Présent Prétérit
ik bevracht bevrachtte
jij bevracht
hij, zij, het bevracht
wij bevrachten bevrachtten
jullie bevrachten
zij bevrachten
u bevracht bevrachtte
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben bevrachtend bevracht
  1. Charger (de).
  2. Affréter.

Synonymes modifier


Prononciation modifier