Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Composé de l'adverbe “binnen” et du verbe “laten”.

Verbe modifier

binnenlaten transitif

Présent Prétérit
ik laat binnen liet binnen
jij laat binnen
hij, zij, het laat binnen
wij laten binnen lieten binnen
jullie laten binnen
zij laten binnen
u laat binnen liet binnen
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben laten binnend binnengelaten
  1. Admettre.

Synonymes modifier

Taux de reconnaissance modifier

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,2 % des Flamands,
  • 97,5 % des Néerlandais.

Prononciation modifier

Prononciation manquante. (Ajouter)

Références modifier

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]