erfgenaam
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
Nom commun modifier
| Pluriel |
|---|
| erfgenamen |
erfgenaam \Prononciation ?\ masculin (pour une femme, on dit : erfgename)
- Héritier, successeur.
- als de erfgenamen blij waren : quand les héritiers étaient contents
- iem. tot erfgenaam benoemen : faire qn. héritier
- algemeen erfgenaam : successeur universel
- ergenaam onder algemene titel : successeur à titre universel
- benoemde erfgenaam : héritier institué
- schijnbare erfgenaam : héritier apparent
- vermoedelijke erfgenaam : héritier présomptif
- erfgenaam bij versterf : héritier ab intestat
- wettig erfgenaam : héritier légitime
- wettelijke erfgenaam : héritier légal
- zuiver erfgenaam : héritier pur et simple
- (Sens figuré) zijn geestelijke erfgenaam : son fils spirituel
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 98,5 % des Flamands,
- 99,7 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
→ Prononciation manquante. (Ajouter)
- Pays-Bas : écouter « erfgenaam [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]