Néerlandais modifier

Étymologie modifier

A rapprocher de l'allemand gelten, de sens proche.

Verbe modifier

Présent Prétérit
ik geld gold
jij geldt
hij, zij, het geldt
wij gelden golden
jullie gelden
zij gelden
u geldt gold
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben geldend gegolden

gelden \ɣɛl.də:\

  1. Valoir.
    • in het algemeen geldt dat...
      d’une manière générale, la règle est que
    • gelden voor
      être valable pour, être applicable à, être de règle pour, s’appliquer à
    • dit geldt ook voor
      il en va de même pour
    • voor hem geldt dat...
      pour lui, il est vrai que...
    • doen gelden
      faire valoir
    • onderhavig bericht geldt als oproep
      le présent avis vaut convocation
    • als datum geldt het stempel
      fait foi comme date le cachet
    • dit aanbod geldt tot 15 maart van dit jaar
      cette offre est ferme jusqu’au 15 mars de cette année
    • de garantie geldt slechts in geval van een constructiefout of van gebrekkige werking
      la garantie ne joue qu’en cas de vice de construction ou de fonctionnement
    • gelden als
      tenir lieu de, valoir, équivaloir à
    • voor bewijs gelden
      servir de preuve
    • blijven gelden
      rester valable

Synonymes modifier

Dérivés modifier

Prononciation modifier

  • (Région à préciser) : écouter « gelden [ɣɛl.də:] »