gesteldheid
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
Nom commun modifier
gesteldheid \Prononciation ?\
- Condition, état, nature, situation.
De gesteldheid van het weer.
- Les conditions atmosphériques.
De bacteriologische gesteldheid van het water.
- La qualité bactériologique de l’eau .
De gesteldheid van het lichaam.
- La condition physique, le physique, l’état de santé.
De uiterlijke gesteldheid van de goederen.
- Le conditionnement apparent des marchandises.
Synonymes modifier
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 97,2 % des Flamands,
- 98,7 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- (Région à préciser) : écouter « gesteldheid [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]