hoogte
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
Nom commun modifier
hoogte \ɦo:ɣ.tə\ féminin
- Hauteur.
- de hoogte van de Eiffeltoren is driehonderd meter
- la hauteur de la tour Eiffel est de trois cents mètres
- hij vloog op vijfhonderd vijftig meter hoogte
- il volait à une altitude de cinq cent cinquante mètres
- zich van iets op de hoogte stellen
- se mettre au courant de quelque chose
- hij is er niet van op de hoogte
- il n’est pas au courant
- iemand op de hoogte brengen
- mettre quelqu’un au courant
- hij kan daar geen hoogte van krijgen
- il n’arrive pas à y voir clair
- de hoogte- en dieptepunten
- les hauts et les bas, les rebondissements
- de hoogte van de Eiffeltoren is driehonderd meter
Synonymes modifier
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,6 % des Flamands,
- 100,0 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- (Région à préciser) : écouter « hoogte [ɦo:ɣ.tə] »
- Pays-Bas (partie continentale) (Wijchen) : écouter « hoogte [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]