Étymologie

modifier
Composé de bakeren « emmailloter » avec le préfixe in-.

inbakeren transitif

Présent Prétérit
ik baker in bakerde in
jij bakert in
hij, zij, het bakert in
wij bakeren in bakerden in
jullie bakeren in
zij bakeren in
u bakert in bakerde in
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben bakeren ind ingebakerd
  1. Emmailloter.

Synonymes

modifier

Apparentés étymologiques

modifier

Vocabulaire apparenté par le sens

modifier

Taux de reconnaissance

modifier
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 67,3 % des Flamands,
  • 82,6 % des Néerlandais.

Prononciation

modifier

Références

modifier
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]