ingeven
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
Verbe modifier
ingeven \Prononciation ?\ transitif
Présent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | geef in | gaf in |
jij | geeft in | |
hij, zij, het | geeft in | |
wij | geven in | gaven in |
jullie | geven in | |
zij | geven in | |
u | geeft in | gaf in |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
hebben | geven ind | ingegeven |
- (Médicament) Faire avaler, administrer.
- Een vergif ingeven.
- Faire avaler un poison.
- (Technologie) De ingegeven waarden.
- Les valeurs entrées.
- Een vergif ingeven.
- Suggérer, inspirer.
- Een idee ingeven.
- Suggérer une idée.
- Alsof het mij zo werd ingegeven.
- Comme si cela m’avait été dicté.
- Een idee ingeven.
Synonymes modifier
- faire avaler
- suggérer
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 100,0 % des Flamands,
- 97,7 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- Pays-Bas : écouter « ingeven [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]