koel
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
Adjectif modifier
koel \Prononciation ?\
- Frais.
koel bewaren
- tenir au frais
- Calme.
zijn hoofd koel houden
- garder la tête froide
- (Sens figuré) Froid, distant.
Synonymes modifier
- frais
- calme
- distant
Dérivés modifier
- koelbox
- koelcel
- koelen
- koelelement (bloc réfrigérant)
- koelkast
- koeltransport (transport frigorifique)
- koelwater (eau de refroidissement)
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,1 % des Flamands,
- 99,7 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- (Région à préciser) : écouter « koel [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]