meedoen
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
Verbe modifier
meedoen \Prononciation ?\ intransitif
- Participer (à quelque chose).
- meedoen aan een samenzwering
- entrer dans un complot
- daar doe ik niet aan mee
- je ne mange pas de ce pain-là
- meedoen aan een samenzwering
- Se joindre (à quelqu’un).
- hij wil meedoen met zijn vrienden
- il veut faire comme ses amis
- hij wil meedoen met zijn vrienden
- Être de la partie.
- mag ik meedoen?
- je peux jouer ?
- ik doe niet mee
- je n’en suis pas; (en réponse à une invitation) je ne serai pas des vôtres
- zij willen niet meedoen
- ils veulent faire bande à part
- met de groten meedoen
- jouer dans la cour des grands
- mag ik meedoen?
Synonymes modifier
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 100,0 % des Flamands,
- 99,6 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- (Région à préciser) : écouter « meedoen [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]