onderwijzeres
Étymologie
modifier- Dérivé de onderwijzer (« instituteur »), avec le suffixe -es (« -esse »).
Nom commun
modifierNombre | Singulier | Pluriel |
---|---|---|
Nom | onderwijzeres | onderwijzeressen |
Diminutif | onderwijzeresje | onderwijzeresjes |
onderwijzeres \ˌɔn.dər.ʋɛi̯.zəˈrɛs\ féminin (pour un homme, on dit : onderwijzer)
- Institutrice.
- Exemple d’utilisation manquant. (Ajouter)
Synonymes
modifierTaux de reconnaissance
modifier- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 97,9 % des Flamands,
- 99,3 % des Néerlandais.
Prononciation
modifier- Pays-Bas : écouter « onderwijzeres [Prononciation ?] »
Références
modifier- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]