onwaarheid
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
- Dérivé par préfixation de waarheid, (« vérité »).
Nom commun modifier
onwaarheid \Prononciation ?\ féminin
- Contrevérité, mensonge.
- Onwaarheden beweren.
- Affirmer des contrevérités.
- Onwaarheden beweren.
Synonymes modifier
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 90,6 % des Flamands,
- 94,0 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- (Région à préciser) : écouter « onwaarheid [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]