opvangen
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
- Dérivé par préfixation de vangen.
Verbe modifier
opvangen \Prononciation ?\ transitif
- Attraper, saisir.
- een bal opvangen
- attraper un ballon
- een bal opvangen
- Recueillir.
- het vet opvangen
- recueillir les graisses
- het vet opvangen
- Capter, intercepter.
- een station opvangen
- capter une station
- een station opvangen
- Companser, parer (à), pallier.
- een vertraging opvangen
- faire face à un retard
- de verticale krachten opvangen
- supporter les forces verticales
- een vertraging opvangen
- Percevoir, entendre.
- een gesprek opvangen
- surprendre une conversation
- een gesprek opvangen
- Soutenir, entourer.
- een vreemdeling opvangen
- soutenir un étranger
- een vreemdeling opvangen
Synonymes modifier
- attraper
- recueillir
- capter
- compenser
- percevoir
- soutenir
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 100,0 % des Flamands,
- 100,0 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- (Région à préciser) : écouter « opvangen [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]