overdragen
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
- Dérivé par préfixation de dragen.
Verbe modifier
overdragen \Prononciation ?\ transitif
- Remettre, transmettre.
- Zijn belangen overdragen
- Céder ses intérêts
- Een vennoot kan alleen met de unanieme toestemming van de andere vennoten zijn aandelen overdragen
- Un associé ne peut céder ses parts qu’avec l’accord unanime des autres associés
- Zijn belangen overdragen
- (Comptabilité) Transférer.
- (Droit) Traduire, livrer.
- Een misdadiger aan de politie overdragen
- Remettre un criminel entre les mains de la justice
- Een misdadiger aan de politie overdragen
- Transporter, transmettre.
- Zijn gevoelens op iemand anders overdragen
- Reporter ses sentiments sur quelqu’un
- Zijn gevoelens op iemand anders overdragen
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,6 % des Flamands,
- 99,7 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- (Région à préciser) : écouter « overdragen [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]