Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Dérivé par préfixation de hellen.

Verbe modifier

overhellen \Prononciation ?\ intransitif

Présent Prétérit
ik hel over helde over
jij helt over
hij, zij, het helt over
wij hellen over helden over
jullie hellen over
zij hellen over
u helt over helde over
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben hellen overd overgeheld
  1. Pencher, s’incliner (par exemple prendre de la gîte, pour un bateau).

Synonymes modifier

Vocabulaire apparenté par le sens modifier

Taux de reconnaissance modifier

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 96,7 % des Flamands,
  • 96,2 % des Néerlandais.

Prononciation modifier

Références modifier

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]