regelen
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Verbe modifier
regelen \Prononciation ?\
- Régler.
- Organiser.
- Ordonner, ranger, régler.
- Arranger, disposer, accommoder.
- Dat zullen wij voor u regelen.
- On va vous arranger ça.
- Dat zullen wij voor u regelen.
- (Grammaire) (Pronominal) S’accorder (naar avec).
- We zeggen dan, dat het bijvoeglijk naamwoord zich in getal regelt naar het zelfstandig naamwoord, waarop het betrekking heeft. = Nous disons donc que l’adjectif s’accorde en nombre avec le substantif auquel il se rapporte. - (Frits Faulhaber, Tra la labirinto de la gramatiko)
Synonymes modifier
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,1 % des Flamands,
- 99,3 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
→ Prononciation manquante. (Ajouter)
- Pays-Bas : écouter « regelen [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]