schikking
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
Nom commun modifier
schikking \Prononciation ?\ féminin
- (Droit) Arrangement, accommodement, compromis, règlement.
- een gerechtelijke schikking
- un règlement judiciaire
- een minnelijke schikking
- un accord à l’amiable, arrangement à l’amiable
- een minnelijke schikking treffen
- s’arranger à l’amiable, prendre un arrangement
- poging tot minnelijke schikking
- tentative de conciliation
- tot een schikking komen
- arriver à un accord
- een gerechtelijke schikking
- Disposition, ordonnance, agencement, distribution.
- de schikking van de kamers in een flat
- la distribution des pièces d’un appartement
- de schikking van de kamers in een flat
Synonymes modifier
- arrangement
- disposition
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,6 % des Flamands,
- 99,1 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
→ Prononciation manquante. (Ajouter)
- (Région à préciser) : écouter « schikking [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]