Étymologie

modifier
Composé de strijd « lutte », de lust « goût » et du suffixe -ig.

Adjectif

modifier
Forme Positif Comparatif Superlatif
Forme indéclinée strijdlustig strijdlustiger strijdlustigst
Forme déclinée strijdlustige strijdlustigere strijdlustigste  
Forme partitive strijdlustigs strijdlustigers

strijdlustig \Prononciation ?\

  1. Combatif, va-t-en guerre, batailleur.

Synonymes

modifier

Taux de reconnaissance

modifier
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 98,3 % des Flamands,
  • 100,0 % des Néerlandais.

Prononciation

modifier

Références

modifier
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]