temperen
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
- Du français tempérer.
Verbe modifier
temperen \Prononciation ?\ transitif
- Tempérer, modérer.
- de jaren temperen de driften
- les années tempèrent les passions
- de jaren temperen de driften
- Mélanger, mêler.
- verf temperen
- mélanger de la peinture
- verf temperen
- Tremper.
- staal temperen
- tremper de l’acier
- staal temperen
- (Technologie) Ressuyer, sécher.
- het temperen van de rijst
- le ressuyage du riz
- het temperen van de rijst
Synonymes modifier
- tempérer
- mélanger
- tremper
- ressuyer
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 94,5 % des Flamands,
- 97,4 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- (Région à préciser) : écouter « temperen [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]