uitwijzen
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
- Dérivé par préfixation de wijzen.
Verbe modifier
uitwijzen \Prononciation ?\ transitif
- Montrer, démontrer, prouver.
- Onderzoek moet uitwijzen hoe het ongeluk gebeurd is.
- L’enquête devra déterminer comment s’est produit l’accident.
- Onderzoek moet uitwijzen hoe het ongeluk gebeurd is.
- Désigner, indiquer, montrer.
- De rechter moet het maar uitwijzen.
- C’est au juge qu’il appartient d’en décider.
- De rechter moet het maar uitwijzen.
- Expulser.
- De illegale vreemdeling werd uitgewezen.
- L’étranger clandestin a été expulsé.
- De illegale vreemdeling werd uitgewezen.
Synonymes modifier
- montrer
- désigner
- expulser
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 98,8 % des Flamands,
- 98,0 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
→ Prononciation manquante. (Ajouter)
- (Région à préciser) : écouter « uitwijzen [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]