uitzoeken
Étymologie
modifierVerbe
modifieruitzoeken \Prononciation ?\ transitif
- Tirer au clair, rechercher, examiner.
Een kwestie uitzoeken.
- Approfondir une question.
Dat moeten zij zelf maar uitzoeken!
- Qu’ils se débrouillent !
Het zelf wel uitzoeken.
- Se démerder.
Ze zoeken het maar uit!
- Je m’en moque éperdument !
Het uitzoeken.
- Le démêlement.
- Trier, choisir, adopter, opter.
Zorgvuldig uitzoeken.
- Trier sur le volet.
Synonymes
modifierTaux de reconnaissance
modifier- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,6 % des Flamands,
- 99,6 % des Néerlandais.
Prononciation
modifier- (Région à préciser) : écouter « uitzoeken [Prononciation ?] »
- Pays-Bas (partie continentale) (Wijchen) : écouter « uitzoeken [Prononciation ?] »
Références
modifier- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]