Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Composé de veel, de zijde et du suffixe -ig.

Adjectif modifier

veelzijdig \Prononciation ?\

  1. (Géométrie) Polygonal.
  2. (Sens figuré) Polyvalent, multiple, varié, protéiforme ; multi-usages, multimode.
    • Een veelzijdige geest.
      Un esprit universel.
    • Veelzijdige kennis.
      De vastes connaissances.
    • Een veelzijdige regio.
      Une région plurielle.
    • Een veelzijdige schrijver.
      Un écrivain polygraphe.

Taux de reconnaissance modifier

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,6 % des Flamands,
  • 99,0 % des Néerlandais.

Prononciation modifier

Références modifier

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]