verzonken
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
- Participe passé de verzinken « sombrer ».
Adjectif modifier
verzonken \Prononciation ?\
- Coulé, sombré.
- Een verzonken schip.
- Un navire coulé.
- (Automobile) Verzonken ramen.
- Vitres affleurantes.
- Een verzonken schip.
- (Technique) À ras, au ras.
- (Sens figuré) Plongé.
- In diepe gedachten verzonken.
- Plongé dans ses pensées.
- In diepe gedachten verzonken.
Taux de reconnaissance modifier
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 97,8 % des Flamands,
- 99,0 % des Néerlandais.
Prononciation modifier
- (Région à préciser) : écouter « verzonken [Prononciation ?] »
Références modifier
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]