Étymologie

modifier
Composé de l’adjectif vlak (plan) avec le suffixe -te.

Nom commun

modifier
Nombre Singulier Pluriel
Nom vlakte vlaktes
vlakten
Diminutif - -

vlakte \Prononciation ?\ féminin

  1. Plaine.
    • een kale vlakte
      une plaine aride
    • die gebouwen gaan tegen de vlakte
      ces bâtiments vont être abattus
    • (Sens figuré) zich op de vlakte houden
      rester dans le vague

Forme de verbe

modifier

vlakte

  1. prétérit singulier de vlakken.

Taux de reconnaissance

modifier
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 100,0 % des Flamands,
  • 99,7 % des Néerlandais.

Prononciation

modifier

Références

modifier
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]