voorbij
Néerlandais modifier
Étymologie modifier
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Adjectif modifier
| Forme indéclinée | voorbij \Prononciation ?\ |
|---|---|
| Forme déclinée | voorbije \Prononciation ?\ |
| Forme partitive | voorbijs \Prononciation ?\ |
voorbij \Prononciation ?\
- Passé
- Het voorbije jaar.
- L’année passée.
- Het voorbije jaar.
Adverbe modifier
voorbij \Prononciation ?\
- Particule séparable de certains verbes
- Voorbijrijden -- hij reed voorbij.
- dépasser -- il dépassa.
- Voorbijrijden -- hij reed voorbij.
- Au-delà.
Préposition modifier
voorbij \Prononciation ?\
- Au-delà, passé, plus loin que
- Hij ging niet meer voorbij de Trois-Pavillon-straat.
- Il n’alla plus au delà de la rue des Trois-Pavillons.
- Hij ging niet meer voorbij de Trois-Pavillon-straat.
Prononciation modifier
- (Région à préciser) : écouter « voorbij [vɔːr.ˈbɛɪ̯] »