Néerlandais modifier

Étymologie modifier

Composé de woord et de boek.

Nom commun modifier

Nombre Singulier Pluriel
Nom woordenboek woordenboeken
Diminutif woordenboekje woordenboekjes

woordenboek \ʋo:ɾ.dǝn.buk\ neutre

  1. Dictionnaire.
    • Kunt u mij dat woordenboek uit de boekenkast even aangeven?
      pouvez-vous me donner ce dictionnaire de la bibliothèque?
    • hij haalde zijn zware woordenboek tevoorschijn, om zijn aantekeningen op te schrijven in de taal van Molière
      il sortait son lourd dictionnaire pour consigner ses notes dans la langue de Molière
    • ondanks hun vermeende onschuld en beoogde neutraliteit zijn woordenboeken interessant door het feit dat zij barsten van ideologie
      sous leurs airs innocents et neutres, les dictionnaires ont ceci d’intéressant qu’ils sont bourrés d’idéologie

Synonymes modifier

Taux de reconnaissance modifier

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,2 % des Flamands,
  • 99,7 % des Néerlandais.

Prononciation modifier

Voir aussi modifier

  • woordenboek sur l’encyclopédie Wikipédia (en néerlandais)  

Références modifier

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]