Néerlandais modifier

Forme de nom commun modifier

wouden \Prononciation ?\

  1. Pluriel de woud.

Forme de verbe modifier

Présent Prétérit
ik wil wilde ou wou
jij wil ou wilt
hij, zij, het wil ou wilt
wij willen wilden ou wouden
jullie willen
zij willen
u wil wilde
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben willend gewild

wouden \Prononciation ?\

  1. (Désuet) Première, deuxième et troisième personne du pluriel du prétérit du verbe willen.
    • Ze wouden haar iets vertellen.
      Ils voulaient lui dire quelque chose.

Taux de reconnaissance modifier

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 94,5 % des Flamands,
  • 89,9 % des Néerlandais.

Prononciation modifier

Références modifier

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]